Een verrassende ontdekking
Ik werk nog niet zo heel lang als ontwerper in de architectenbranche en leer vrijwel elke dag iets nieuws. Steeds beter denk ik te begrijpen wat het precies betekent om praktiserend architect te zijn. Maar vandaag kwam ik tot een vrij schokkende ontdekking: architecten geven eigenlijk niet zo veel om gebouwen!
Dag in dag uit denk ik na over gebouwen – onder de douche, op het toilet, op kantoor (ik zeg het maar even, voor het geval mijn baas dit leest). Als kleine jongen was ik al gefascineerd door de bebouwde omgeving: het feit dat alles om mij heen bedacht en ontworpen was door mensen zoals jij en ik. Elke stoep, elke lantaarnpaal. Fascinerend vond ik het! Nu, jaren later, ontwerp ik zelf mee aan die gebouwde omgeving. Toch kom ik tot de conclusie dat ik de gebouwen zelf eigenlijk niet zo belangrijk vind. Hoe zit dat precies?
De puzzel van belangen en eisen
Net als bij veel complexe, gelaagde projecten in andere beroepen, is de voltooiing van een architectonisch project meestal het resultaat van maanden – soms zelfs jaren – van overleg, ontwerpen, herontwerpen, evalueren en herevalueren met verschillende partijen. Denk aan opdrachtgevers, aannemers, constructeurs, leden van de lokale welstandscommissie, gemeentelijke instanties en natuurlijk de directe en indirecte gebruikers van het gebouw zelf. En dan heb ik nog niet eens iedereen genoemd!
Elke betrokken partij heeft specifieke wensen en eisen: een aannemer kijkt vooral naar de bouwkosten, een buurtbewoner focust op de impact op zijn directe omgeving, en een bouwfysicus toetst of het ontwerp voldoet aan criteria zoals voldoende licht en ventilatie. Tegenwoordig zijn er zelfs experts die controleren of vleermuizen en andere diersoorten tijdens de bouw niet hun natuurlijke habitat verliezen.
Het is mijn taak als ontwerper om aandacht te geven aan al deze mensen (en dieren) en hun wensen en eisen. Vaak komt dit neer op luisteren: elk van hen brengt cruciale informatie en belangen in. Elk belang is een soort puzzelstukje dat invloed kan hebben op het uiteindelijke ontwerp.
Hier ligt de kern van het werk van een architect: al deze belangen samenvoegen tot een samenhangend geheel, zodat iedere partij zich gehoord voelt. Dat is tegelijkertijd de moeilijkste en leukste uitdaging van dit vak.
Het gebouw: de puzzel compleet
En nu komt het: hoe langer ik in dit vak zit, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat een gebouw slechts het resultaat is van het samenvoegen van al deze belangen. Het gebouw is, simpel gezegd, de oplossing van een complexe, driedimensionale puzzel. Voeg alle puzzelstukjes samen, en voilà: je hebt een gebouw. Maar is dat echt zo eenvoudig?
Natuurlijk niet. Elk puzzelstukje – het belang van een partij – moet eerst afzonderlijk worden uitgewerkt. Vervolgens moeten al die puzzelstukjes samenpassen tot één coherent ontwerp. En juist hierin schuilt mijn schokkende conclusie: het is niet de taak van de architect om te geven om het gebouw zelf, maar om te geven om de belangen die dat gebouw vormgeven.
Wanneer is een gebouw mooi?
Dan rest natuurlijk de vraag: levert het oplossen van al die puzzelstukjes ook een mooi gebouw op?
Ik denk van wel.
Hier raken we interessant terrein. Mijn docent architectuurgeschiedenis zei ooit: een mening vormen of een standpunt innemen is een van de moeilijkste dingen die er is.
Als een architect zorgvuldig alle mogelijke belangen inventariseert, analyseert, weegt en vertaalt naar een gebouw, kan dat haast niet anders dan een goed gebouw opleveren. Het draait om liefde, tijd en aandacht. Als een architect zich met passie en toewijding inzet voor de belangen, ontstaat bijna altijd een goed gebouw. Is dat niet zo bij elke menselijke creatie waarin liefde en aandacht zitten?
Ontwerpkeuzes: een kwestie van balans
Ontwerpen draait uiteindelijk om keuzes maken. Die keuzes baseer je op belangen: “Ik plaats hier geen raam, omdat dit de privacy van de buurman zou schaden.” Kortom, ontwerpkeuzes zijn onlosmakelijk verbonden met belangen – die van de opdrachtgever, de gebruikers, de buurtbewoners, de constructeur, en zelfs de eerder genoemde vleermuizen.
Ik geloof dat subjectieve oordelen als “mooi” en “lelijk” vaak voortkomen uit de manier waarop een ontwerper bepaalde belangen heeft afgewogen. Een gebouw dat door velen als “misplaatst” wordt ervaren, is waarschijnlijk het resultaat van een ontwerper die bijvoorbeeld de historische context of de omgeving niet goed heeft gewogen. Andersom geldt: een gebouw dat we als “kloppend” beschouwen, laat zien dat er tijd, liefde en zorg in het ontwerp zijn gestoken.
Dit is een van de redenen waarom we oude steden vaak mooi vinden: ze zijn rijk aan zorgvuldig vormgegeven details en ademen liefde voor de stad.
Uiteraard zijn er ook moderne manieren om te zien dat er zorg in een gebouw is gestoken, maar het punt is duidelijk. Bovendien laat de diversiteit in prijsvraaginzendingen zien dat er altijd meerdere prachtige oplossingen mogelijk zijn voor eenzelfde opgave. Architectuur is geen exacte wetenschap, en gelukkig maar, want anders zou mijn vak een stuk minder leuk zijn.
Wat architecten echt belangrijk vinden
Elke architect weegt belangen op zijn eigen manier af en smeedt de puzzelstukjes tot een uniek ontwerp. Geen twee architecten zouden hetzelfde gebouw bedenken. Toch hebben alle architecten één ding gemeen: ze geven om jou.
Architecten geven om jouw straat, jouw wijk, jouw stad. Ze geven om natuur, ruimte en omgeving. Ze geven om de geschiedenis van een plek, om ontmoetingen, om privacy. Ze geven om zichtlijnen, kleuren en materialen. Zelfs om vleermuizen. Kortom, ze geven om belangen.
Maar er is één ding waar architecten niet om geven: het gebouw zelf.